<< terug

Landgoed Oranjewoud

opdrachtgever: Friesland Bank Leeuwarden 
lokatie: Oranjewoud 
Aanpak: opwaardering conferentie oord in buitenplaats Oranjewoud op plek voormalig buitenhof van de Friese Nassau's 

Het oorspronkelijke gebouw in 1829 gebouwd in opdracht van Hans Willem de Blocq Scheltinga bestond uit een middenpaviljoen souterrain, bel-etage en een mezzino-verdieping. Aan weerszijden zijpaviljoens bekroond met afgeknotte schilddaken. Onduidelijk is of er aan de oostzijde van dwarsgang van de souterrain een diensttrap was. 
In 1845 is het huis uitgebreid met een personeelsvleugel aan de oostzijde De schouwen in de eetzaal en toekomstige bibliotheek komen waarschijnlijk uit deze periode. Oostelijke raampartij in de herenkamer zijn komen te vervallen. 
In de periode 1875- 1880 verdwijnt de mezzazino-verdieping tijdens de bewoning van Hans Willem de Blocq van Scheltinga jr. 
In 1909 betrekken Maria Scheltinga en haar man Charles graaf van Limburg Stirum het pand en nu wordt het pand grondig gemoderniseerd en worden bv. de terrazzo vloeren in de souterrain aan gebracht, het interieur in de vestibule geplaatst, de schouwen in de huidige bruine kamer en rode kamer aangebracht en de lambriseringen in de slaapkamers. De witporceleinen draaiknoppen zijn ook uit deze periode. De oostelijke vleugel wordt verlengd. 

In 1953 wordt het complex verkocht aan het Instituut voor Landbouwcoöperatie. De meest ingrijpende wijziging is de bouw van de toren. De verdieping in de vleugel wordt de ontvangstruimte met voorzieningen. Voor de bereikbaarheid wordt aan de oostgevel een buitentrap geplaatst en wordt binnen een doorbraak met trap via een nieuwe eetzaal. 
Sinds 1974 is het huis eigendom van de Friesland Bank en omstreeks 1977 worden de vertrekken opnieuw geschilderd. 
De eerste bouwfase van het koetshuis is ook van 1829. In 1849 wordt dit pand uitgebreid met een grote schuur waarin nu de woning is geprojecteerd. Kenmerkend restant van deze verbouwing is de bakstenen noordgevel met gietijzeren boogramen. in 1877 wordt het gebouw ingrijpend verbouwd en na de brand van 1947 resteert alleen het muurwerk, het oudste deel wordt gesloopt en met gebruik van omgehakte bomen als balken krijgt het pand de huidige vorm. 

Inventarisatie aanwezige meubilair 
Uit deze inventarisatie blijkt dat er nog zeer fraaie en kostbare meubelen aanwezig zijn. Dit meubilair vormt met de betimmeringen vaak een samenhangende kwaliteit van het huis. Als voorbeeld hiervan vallen de fraaie vroeg Biedemeier penantspiegels met bijpassende consoletafels te noemen. Waarschijnlijk zijn ze speciaal voor deze zaal vervaardigd. De ophanging van de spiegels is niet juist. De Empire verguld bronzen kandelaars zijn zeer kostbaar. 

  
Afwerking van de vertrekken 
Het grootste deel van de vertrekafwerking kan met eenvoudige middelen worden gerestaureerd en geschikt gemaakt worden voor een diversiteit in inrichting. De wanden op de bel-etage zijn voornamelijk afgewerkt met spaanplaat, in de betimmeringen rondom de radiatoren is asbest houdend plaatmateriaal verwerkt, de elektra installatie moet worden aangepast, de vloerbedekking is sleets en niet passend en het schilderwerk moet na 30 jaar worden aangepakt. Met deze aanleidingen kunnen de aanwezige stijlelementen worden verstrekt en door een sobere toonzetting kunnen de vertrekken met karakter en functioneel ingericht worden.